- delen
- {{delen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk, overgankelijk werkwoord〉1 [in delen splitsen] divide ⇒ split2 [verdelen] share ⇒ divide3 [met betrekking tot rekenkunde] divide ⇒ 〈school(wezen), als oefening〉 do division♦voorbeelden:1 bacteriën vermenigvuldigen zich door zich te delen • bacteria multiply by division/fissionin tweeën delen • divide in two〈sport〉 de punten delen met • draw with2 met iemand het bed delen • share the bed with someonehet verschil delen • split the differenceu moet kiezen of delen • you may take it or leave iteerlijk delen • share and share alikesamen delen • go halveseen kamer delen met • share a room with3 honderd delen door tien • divide one hundred by tenII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [deelnemen] share (in) ⇒ participate (in)♦voorbeelden:1 iemand in de winst laten delen • let someone have a share in the profitsiemand in zijn vreugde laten delen • share one's joy with someoneIII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [meevoelen] share♦voorbeelden:1 een mening delen • share an opinion
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.